Presentatie
Doorheen het academiejaar worden de studenten gecoached om hun resultaten zo overzichtelijk mogelijk weer te geven in stakeholder presentaties.
METHODIEK 1: Literatuurstudie
Aantal respondenten
?
Schatting
?
Reëel
Belangrijkste resultaten
- De belangrijkste bevindingen kan u terugvinden bij documenten onder de naam korte literatuurstudie sprint 1.
METHODIEK 2: Interview
Aantal respondenten
2
Schatting
2
Reëel
Belangrijkste resultaten
- Uit het open gesprek met Anna-Emma en de ouders van Anna-Emma kwamen we te weten dat zowel de school (Buitengewoon onderwijs) als de ouders vertellen dat er heel veel gefocust wordt op structuur. Op school wordt steeds een begintaak gegeven bij de start van een schooldag en ligt er een schema vast vanaf het begin van het schooljaar. Thuis zijn er strikte regels over het gebruik van bepaalde toestellen om overprikkeling te voorkomen en een routine te behouden. Vanuit het open gesprek met Marte over haar zus Sarah konden we leren dat Sarah rust krijgt wanneer er een schema wordt opgesteld met de activiteiten van de dag. Het schema creëert voor haar een specifieke focus. We leerden ook dat Sarah makkelijk overprikkeld geraakt van lawaai en dat wanneer er veel lawaai is, ze overstuur raakt. Daarnaast werd ze niet makkelijk begrepen door kinderen uit de omgeving zonder ASS. Dit toont dat het sociale moeilijk is voor mensen met ASS.
METHODIEK 3: Stakeholder mapping
Aantal respondenten
?
Schatting
?
Reëel
Belangrijkste resultaten
- Onze stakeholdermapping kan u bij documenten terugvinden.
METHODIEK 1: Participatory observation
Aantal respondenten
4
Schatting
8
Reëel
Belangrijkste resultaten
- Structuur is nodig voor lagereschoolkinderen met ASS in het buitengewoon onderwijs. Dit zagen ze door de manier waarop de lesdag georganiseerd is en uit de gesprekken met de juffen tijdens de observatie. De dag is namelijk volledig gestructureerd vanaf het begin tot het einde en dit wordt ook zo weergegeven en overlopen op het bord aan het begin van de dag. De leerkracht speelt een hoofdrol in deze structuur doordat ze de klas op een bepaalde manier organiseert. De juf gaf duidelijk aan dat het ontbreken van structuur en dus verandering moeilijk opgevat wordt. Wanneer er een verandering plaatsvindt, stellen de lagereschoolkinderen met ASS die verandering meteen in vraag bij de juf en verwachten ze een uitleg. Zo verandert de juf regelmatig de plaatsen in de klas om de lagereschoolkinderen met ASS in haar klas te leren omgaan met verandering en hen meer flexibel te maken.
- De overprikkeling kon opgemerkt worden in de lichaamstaal die de lagereschoolkinderen met ASS maakten wanneer er lawaai/ luide geluiden voorkwamen doorheen de lesdag bv: de juf liet per ongeluk een doos vallen en dit maakte een hard geluid. Meteen konden we opmerken dat de lagereschoolkinderen met ASS hun oren bedekten en de lagereschoolkinderen zonder ASS niet. We konden ook duidelijk afleiding opmerken doordat we zagen dat de lagereschoolkinderen met ASS veel vaker voor zich uit staarden of naar iets specifiek staarden. Daarnaast konden vele van de geobserveerde lagereschoolkinderen met ASS niet stilzitten en friemelden ze vaak, wat hen duidelijk afleidde. Het buitengewoon lager onderwijs probeert erop in te spelen doordat overprikkeling en afleiding zo veel mogelijk worden vermeden door in een kleine klasgroep les te geven waardoor de leerkracht zich op een beperkt aantal kinderen kan focussen. Desondanks merken we nog steeds overprikkeling en afleiding op zoals hierboven vermeld.
METHODIEK 2: Non-participatory observation
Aantal respondenten
1
Schatting
2
Reëel
Belangrijkste resultaten
- De lagereschoolkinderen met ASS die wij geobserveerd hebben in het gewoon lager onderwijs hebben ook structuur nodig in de vorm van het uitleggen van een dagplanning en in het prefereren van zo weinig mogelijk verandering en het prefereren van vaste waarden zoals het correct opvolgen van wat er in het lesboek geschreven staat. We leerden wel dat de structuur die geboden werd door de juf voldoende was en er weinig bijgedragen kon worden tot dit topic. We merkten ook op dat de lagereschoolkinderen met ASS in het gewoon onderwijs meer afgeleid waren in de les dan de klasgenoten zonder ASS. Dit merkten we op doordat beiden (Anna en Juliette) voor zich uit konden staren en Juliette personen heel lang intens kon aanstaren in plaats van te letten op de leerstof. We merkten geenoverprikkeling op bij beide kinderen. Ze vertoonden geen afwijkend gedrag bij lawaai.
- De juf vertelde ons dat de grootste moeilijkheden die zij opmerkte bij lagereschoolkinderen met ASS, sociaal-emotionele interacties zijn met klasgenoten. Ze merkt dit vooral op door de vele ruzies op de speelplaats tussen Juliette en haar klasgenoten. Juliette interpreteert gezichtsuitdrukkingen of lichaamstaal van klasgenoten vaak verkeerd waardoor ze uitspraken doet die door haar klasgenoten niet geapprecieerd worden zoals bijvoorbeeld zeggen dat een klasgenoot verliefd op haar is louter op basis van het feit dat hij haar aankeek. Hij ontkent dit maar Juliette brengt dit week na week opnieuw op waardoor haar klasgenoten haar niet meer leuk vinden. Daarnaast staart ze personen vaak van kop tot teen met open mond aan en bestudeert ze ze als het ware. Dit ondervonden wij zelf ook tijdens de observatie. De juf vertelt dat ze moeite heeft met emoties correct te kunnen interpreteren op basis van lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen. de juf merkt dit omdat Juliette vaak aan haar juf vraagt hoe ze zich voelt omdat ze het niet kan aflezen. Het was voor ons opmerkelijk dat de beschreven problematiek door de juf ook voorkwam bij lagereschoolkinderen met ASS in het buitengewoon lager onderwijs.
METHODIEK 3: Expert interview
Aantal respondenten
5
Schatting
?
Reëel
Belangrijkste resultaten
- Er is geen resultaat aangezien we ervoor gekozen hebben om de expert interviews in sprint 3 uit te voeren.
METHODIEK 1: Literatuurstudie
Aantal respondenten
?
Schatting
?
Reëel
Belangrijkste resultaten
- We leerden wat er precies misloopt bij sociale interacties van lagereschoolkinderen met ASS. Zo kunnen ze moeilijk een gesprek beginnen of die vasthouden, moeilijk non-verbale communicatie begrijpen, oogcontact maken en vasthouden, moeilijk praten over iets buiten hun interesseveld, moeilijk niet-letterlijke taal begrijpen. We leerden dat er vaak gebruik werd gemaakt van sociale verhalen om lagereschoolkinderen met ASS gepast gedrag in sociale situaties aan te leren. Via de literatuurstudie wisten we nog beter op wat we moesten focussen tijdens de observatie. Voor verdere info kan u terecht bij documenten.
METHODIEK 2: Expert interview
Aantal respondenten
5
Schatting
6
Reëel
Belangrijkste resultaten
- Uit onze vragenlijsten bleek dat de problematiek beschreven in de literatuurstudie bevestigd werd in de realiteit. Verschillende experts op vlak van lagereschoolkinderen met ASS zoals leerkrachten, psycholoog, ... beantwoorden de vragen hetzelfde. De grootste problematiek zit in het rekening kunnen houden met andere mensen. Daarnaast viel het op dat 50 procent "ja" antwoordde bij de vraag of ze al meegemaakt hebben dat een kind met ASS gepest of uitgescholden werd. Dit toont nog eens aan welke impact die sociaal-emotionele problematiek heeft op een lagereschoolkind met ASS. Voor alle resultaten kan u terecht bij documenten, waar u een Powerpoint met de belangrijkste resultaten kan terugvinden.
METHODIEK 3: Non-participatory observation
Aantal respondenten
1
Schatting
4
Reëel
Belangrijkste resultaten
- In de aparte sessies met de psycholoog van school werd duidelijk dat lagereschoolkinderen met ASS soms ongevoelig kunnen overkomen en dit zelf niet merken. Daarnaast werd ook duidelijk dat er zeer duidelijke afspraken moeten zijn voor op de speelplaats en er veel belang wordt gehecht door de lagereschoolkinderen met ASS aan regeltjes zodat alles soepel kan verlopen.